Wettelijk kader

Voor de ontginning van de natuurlijke rijkdommen in Vlaanderen werd in 2003 het Oppervlaktedelfstoffen decreet goedgekeurd. Dit nieuwe kader gaat uit van een delfstoffenbeleid op lange termijn. Via delfstoffenplannen wordt per soort delfstof de regionale jaarlijkse behoefte bepaald.

Aangezien het grinddecreet in 1993 voor onze delfstof een specifieke regelgeving uittekende, werd grind uitgesloten van het oppervlaktedelfstoffendecreet.

Inmiddels is het grinddecreet grotendeels uitgevoerd en is de nabestemming van de ontgonnen zones ver gevorderd. Door het draagvlak wat inmiddels bestaat voor verdere grindwinning binnen een consensusmodel, werd de wetgeving dienovereenkomstig aangepast op 27 maart 2009.

Concreet zal de grindwinning in de toekomst nog mogelijk zijn bij:

  1. nevenwinning bij de kwartszandontginning
  2. infrastructuurwerken waarbij grind vrijkomt
  3. de realisatie van maatschappelijke projecten van groot openbaar belang en waarvan grindwinning een belangrijk onderdeel is.

Om de derde optie uitvoerbaar te maken wordt er een Limburgs "Projectgrindwinningscomité" opgericht met de volgende leden:

  • gedeputeerde Ruimtelijke Ordening
  • gedeputeerde Leefmilieu
  • de burgemeesters van de 6 grindgemeentes
  • de landbouwsector
  • de milieubeweging
  • de grindsector
  • de Dienst Natuurlijke Rijkdommen van de Vlaamse Gemeenschap

Dit comité zal projectvoorstellen evalueren en ter goedkeuring voorstellen aan de Vlaamse Regering, wanneer alle leden ermee instemmen.

Aansluitend dienen door de initiatiefnemer de nodige studies uitgevoerd en vergunningen te worden aangevraagd. Voor aanvang van de ontginning moet deze een financiële zekerheid verstrekken aan het comité om de goede uitvoering te waarborgen.